behoorde aan
Uiterlijk
- be·hoor·de aan
vervoeging van |
---|
aanbehoren |
behoorde aan
- enkelvoud verleden tijd van aanbehoren
- Ik behoorde aan.
- Jij behoorde aan.
- Hij, zij, het behoorde aan.
- Ik behoorde aan.
vervoeging van |
---|
aanbehoren |
behoorde aan