behoeftig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hoef·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen behoeftig behoeftiger behoeftigst
verbogen behoeftige behoeftigere behoeftigste
partitief behoeftigs behoeftigers -

Bijvoeglijk naamwoord

behoeftig

  1. aangewezen zijn op met name financiële hulp van anderen
     Met de begroting in de hand als onderpand wil de Europese Commissie, tegen gunstige rente, geld lenen op de kapitaalmarkten voor een wederopbouwfonds. Geld dat vervolgens door behoeftige lidstaten in Brussel kan worden geleend of verkregen.[1]
     Op de schutterij in de wijk was volop gelegenheid om te netwerken wat voordelig kon zijn voor het werk buiten de schutterij. Ook was er vaak een 'armenkas' om behoeftige en zieke leden te ondersteunen.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “EU-voorstel: grote bedrijven moeten meebetalen aan herstel coronacrisis” (27-05-2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron
    STEF GERAETS
    “12.000 schutters bijeen in Neer, maar wat zijn schutters eigenlijk?” (18-08-2018), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be