begroeting
Uiterlijk
- Geluid: begroeting (hulp, bestand)
- be·groe·ting
- Naamwoord van handeling van begroeten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | begroeting | begroetingen |
verkleinwoord | begroetinkje | begroetinkjes |
de begroeting v
- het erkennen van elkaars aanwezigheid wanneer men elkaar ontmoet
- De begroeting was hartelijk en open.
- ▸ Knappe jongen, dacht Chantal. Leuke uitstraling, niet overdreven macho. ‘Hé, Heleen. ’ Na deze korte begroeting keek hij Chantal aan en knikte.[1]
1. het erkennen van elkaars aanwezigheid wanneer men elkaar ontmoet
- Het woord begroeting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "begroeting" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be