befietst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·fietst
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van befietsen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
befietsen

befietst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van befietsen
    • Jij befietst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van befietsen
    • Hij befietst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van befietsen
    • Befietst! 
vervoeging van: befietsen…
verbogen vorm: befietste

befietst

  1. voltooid deelwoord van befietsen

Gangbaarheid