beenloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- been·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beenloos | beenlozer | beenloost |
verbogen | beenloze | beenlozere | beenlooste |
partitief | beenloos | beenlozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beenloos
- zonder benen (ledemaat waarop een mens staat)
- Er is een speciale klasse bij de paralympische spelen voor beenloze mensen.
- zonder beenderen (botten)
- Filet is een benaming voor beenloos vlees.
Synoniemen
- [1] beneloos
- [2] beenderloos
Gangbaarheid
- Het woord 'beenloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.