beenloos

Uit WikiWoordenboek
Een beenloze zitvolleyballer.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • been·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van been met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beenloos beenlozer beenloost
verbogen beenloze beenlozere beenlooste
partitief beenloos beenlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

beenloos

  1. zonder benen (ledemaat waarop een mens staat)
    • Er is een speciale klasse bij de paralympische spelen voor beenloze mensen. 
  2. zonder beenderen (botten)
    • Filet is een benaming voor beenloos vlees. 
Synoniemen

Gangbaarheid