beende uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • been·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbenen

beende uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitbenen
    • Ik beende uit. 
    • Jij beende uit. 
    • Hij, zij, het beende uit. 


Gangbaarheid