beeld af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beeld af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbeelden

beeld af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbeelden
    • Ik beeld af. 
  2. gebiedende wijs van afbeelden
    • Beeld af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbeelden
    • Beeld je af? 


Gangbaarheid