beek
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beek (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /bek/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bek/
Woordafbreking
- beek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beek | beken |
verkleinwoord | beekje | beekjes |
Zelfstandig naamwoord
- een kleine, ondiepe waterloop
- De Doorbraak is een nieuwe kunstmatige beek bij Almelo.
- ▸ Een enkele keer was het aangegeven beekje opgedroogd of was de watertank leeg, zodat ik moest doorlopen naar de volgende bron.[3]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- beekbezinking, beekdal, beekdonderpad, beekforel, beekherstel, beekjuffer, beekloop, beekloper, beekmijtertje, beekprik, beekridder
Vertalingen
1. een kleine waterloop
Gangbaarheid
- Het woord beek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "beek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be