Naar inhoud springen

beefde

Uit WikiWoordenboek
  • beef·de
vervoeging van
beven

beefde

  1. enkelvoud verleden tijd van beven
    • Ik beefde. 
    • Jij beefde. 
    • Hij, zij, het beefde. 
     Toen hij mijn zitplaats passeerde voelde ik dat hij over zijn hele lichaam beefde.[1]
  1. Safae el Khannoussi
    “Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim op Wikipedia, ISBN 9789493339125