bedwingt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dwingt

Werkwoord

vervoeging van
bedwingen

bedwingt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedwingen
    • Jij bedwingt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedwingen
    • Hij bedwingt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bedwingen
    • Bedwingt!