bedroog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·droog

Werkwoord

vervoeging van
bedriegen

bedroog

  1. enkelvoud verleden tijd van bedriegen
    • Ik bedroog. 
    • Jij bedroog. 
    • Hij, zij, het bedroog. 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be