bediscussieer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dis·cus·si·eer

Werkwoord

vervoeging van
bediscussiëren

bediscussieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bediscussiëren
    • Ik bediscussieer. 
  2. gebiedende wijs van bediscussiëren
    • Bediscussieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bediscussiëren
    • Bediscussieer je?