beding
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beding | bedingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een bij onderhandeling overeengekomen voorwaarde
- Onder geen beding komt hij hier weer in huis.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bedingen |
beding
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedingen
- Ik beding.
- gebiedende wijs van bedingen
- Beding!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedingen
- Beding je?
Gangbaarheid
- Het woord beding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beding" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ beding op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be