bedijkt
Uiterlijk
- be·dijkt
- vervoeging van bedijken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
bedijken |
bedijkt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedijken
- Jij bedijkt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedijken
- Hij bedijkt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bedijken
- Bedijkt!
vervoeging van: | bedijken… |
verbogen vorm: | bedijkte |
bedijkt
- voltooid deelwoord van bedijken
stellend | |
---|---|
onverbogen | bedijkt |
verbogen | bedijkte |
bedijkt
- beschermd door dijken
- Tiengemeten heeft nu een bedijkt en een onbedijkt gedeelte.
- Het woord bedijkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.