bedijking
Uiterlijk
- be·dij·king
- Naamwoord van handeling van bedijken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedijking | bedijkingen |
verkleinwoord |
de bedijking v
- (waterbeheer) het omgeven van een gebied met een dijk
- Die laatste factor –bedijking– is van groot belang in dit verhaal: transgressie, de natuurlijke reactie van een wadsysteem op zeespiegelstijging, is niet mogelijk – of in elk geval niet wenselijk. Het is daarmee sedimenteren of verzuipen – en dus wordt de toekomst van de Waddenzee bepaald door een tamelijk ordinaire rekensom: (sedimentatie - erosie) minus (zeespiegelstijging + bodemdaling) is …ja, wat eigenlijk? Aan de andere kant van deze hoogteveranderings-balansvergelijking moet ‘verandering in relatieve maaiveldhoogte’ staan, relatief ten opzichte van de zeespiegel. [2]
- Een stijging van 2 meter is nog te pareren met de huidige aanpak van sterkere bedijking, pompen en meer ruimte voor de rivieren. Tussen 2 en 6 meter wordt Nederland een soort groot Zeeland. Bij een nog hogere stijging is het „terra incognita” volgens wetenschappelijk directeur Jaap Kwadijk. [3]
1. het omgeven van een gebied met een dijk
- Het woord bedijking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedijking" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 10 mei 2017 Dreigt de Waddenzee te verdrinken?
- ↑ NRC Marcel aan de Brugh 11 oktober 2018 Wat als de zeespiegel tien meter stijgt?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be