bedekking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dek·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bedekking bedekkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bedekkingv

  1. het bedekken van iets
    • Een volledige bedekking van het gezicht zou volgens Merkel verboden moeten worden “waar dat juridisch mogelijk is”. [2] 
  2. datgene waarmee bedekt wordt
    • De boerderij had riet als dakbedekking. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Christiaan Paauwe 6 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be