beddenhuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bed·den·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beddenhuis beddenhuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het beddenhuiso

  1. (medisch) deel van een ziekenhuis waar patiënten verblijven; deel van ziekenhuis met de verpleegafdelingen
     "Voor alle inwoners in ons verzorgingsgebied is het medisch noodzakelijk dat 24/7 Spoed Eisende Hulp (SEH), een beddenhuis, volwaardige OK-faciliteiten en acute klinische verloskundige zorg worden gegarandeerd in Lelystad."[1]
     Het beddenhuis werd ontruimd; 339 patiënten moesten naar andere ziekenhuizen worden gebracht. Daarvan komen er vanaf morgen vijftig terug naar het VUmc. Andere patiënten willen liever niet opnieuw worden vervoerd en blijven in het ziekenhuis waar ze nu liggen. Een deel is hersteld en mocht naar huis.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 maart 2023 Weblink bron
    Rinke van den Brink en Roselien Herderschee
    “Personeel MC IJsselmeerziekenhuizen tegen plannen voor basisziekenhuis” (Woensdag 21 november 2018, 18:54), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 maart 2023 Weblink bron “Weer operaties in VUmc Amsterdam na lekkage” (Dinsdag 22 september 2015, 06:00), NOS