beben
Uiterlijk
- van Oudhoogduits biben "beven"
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beben /ˈbeːbn̩/ |
bebte /ˈbeːbtə/ |
gebebt ɡəˈbeːbt/ |
volledig |
beben
vervoeging van |
---|
beber |
beben
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van beber