beantwoordt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ant·woordt

Werkwoord

vervoeging van
beantwoorden

beantwoordt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beantwoorden
    • Jij beantwoordt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beantwoorden
    • Hij beantwoordt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beantwoorden
    • Beantwoordt!