beantwoordde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ant·woord·de

Werkwoord

vervoeging van
beantwoorden

beantwoordde

  1. enkelvoud verleden tijd van beantwoorden
    • Ik beantwoordde. 
    • Jij beantwoordde. 
    • Hij, zij, het beantwoordde. 
     Uiterlijk onbewogen beantwoordde Chantal zijn bezeten blik.[1]

Verwijzingen