bassin
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bas·sin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waterbekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bassin | bassins |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bassin o
- bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgelagen kan worden
- Het bassin moet weer schoongemaakt worden.
Vertalingen
1. bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgelagen kan worden
Gangbaarheid
- Het woord bassin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bassin" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.