baskant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baskant baskanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de baskantm

  1. de zijde van een muziekinstrument dat de lage tonen produceert
     De Principaal is 7 tot 18 sterk. Dit houdt in dat het register in de baskant 7 pijpen per toets telt, in de discant maar liefst 18.[1]
     Het tweede bijzondere aan deze cd is het instrumentarium. Alexander Melnikov bespeelt een Graffortepiano uit 1828. De baskant daarvan is veel milder van klank dan bij een moderne piano, en bepaalde hoge akkoorden klinken bijna impressionistisch (nummer 6, deel 3).[2]

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Evert van Dijkhuizen
    “Orgelpark verrijkt met middeleeuwse replica” (20-04-2012), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink Weblink bron
    Kees Jansen
    “Recensie: Pianotrio’s van Beethoven” (10-09-2014), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be