basisvaardigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·sis·vaar·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van basis en vaardigheid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basisvaardigheid | basisvaardigheden |
verkleinwoord | basisvaardigheidje | basisvaardigheidjes |
Zelfstandig naamwoord
de basisvaardigheid v
- een algemene competentie waarop men kan voortbouwen voor meer complexe en specialistische vaardigheden
- Typen is een basisvaardigheid voor veel kantoorberoepen.
- Metselen is een basisvaardigheid voor een bouwvakker.
Gangbaarheid
- Het woord basisvaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.