basisschooljeugd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·sis·school·jeugd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basisschooljeugd
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de basisschooljeugdv / m

  1. de kinderen die op de basisschool zitten
     Een paar jaar geleden kreeg De Faber bezoek van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. "Sindsdien deelt hij vuurwerkbrillen uit onder basisschooljeugd en ik moet zeggen, geen van de ernstige slachtoffers zijn jonge kinderen, dus in onze regio werkt dat kennelijk goed. Dat is eigenlijk het enige goede nieuws dat ik zie." De Faber pleit voor een verbod op consumentenvuurwerk.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “12 slachtoffers bij Het Oogziekenhuis in Rotterdam” (Vrijdag 1 januari 2016, 08:38), NOS