basisniveau

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  basisniveau    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ba·sis·ni·veau

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  basis zn  en  niveau zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	basisniveau	basisniveaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het basisniveau o

1. de conditie waarmee men begint voordat men (extra) gaat trainen

   ▸ Ntab werd vorig jaar tweede bij de NK afstanden en achtste bij de WK. "Mijn basisniveau is beter, maar ik maak nog steeds fouten. Dat moet ik wel verbeteren. Als mijn niveau beter wordt, kan ik overal winnen, maar voor nu ben ik blij."

2. het laagst aanvaardbare stadium van ontwikkeling

   ▸ Voor de coronacrisis is al meerdere keren vastgesteld dat jaarlijks duizenden jongeren zonder de benodigde basisvaardigheden het onderwijs verlaten. Het gaat om leerlingen die niet kunnen lezen, schrijven of rekenen op het afgesproken minimale basisniveau.

Vertalingen

    1. de conditie waarmee men begint voordat men (extra) gaat trainen   

Engels: base level (en), background level (en)

Gangbaarheid

• Het woord basisniveau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.