barricadeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·ri·ca·deer

Werkwoord

vervoeging van
barricaderen

barricadeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van barricaderen
    • Ik barricadeer. 
  2. gebiedende wijs van barricaderen
    • Barricadeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van barricaderen
    • Barricadeer je?