bankschuld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·schuld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankschuld bankschulden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bankschuldv / m

  1. geld dat men geleend heeft van een bank en dat men nog moet terugbetalen
     Met een bankschuld van 1700 euro, halverwege het subsidiejaar, was de lokale omroep het water tot de lippen gestegen. Rekeningen konden niet meer worden betaald. Met een eenmalige injectie van 12.000 euro kan Radio 350 het jaar ‘uitzingen’.[1]
     Actrice Tori Spelling (44) en haar echtgenoot Dean McDermott moeten een bankschuld van 220.000 dollar (196.000 euro) terugbetalen. Dat meldt E! News op basis van documenten van een Amerikaanse rechtbank. Het echtpaar zou tot aan hun nek in de schulden zitten.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron “Radio 350 blijft in de lucht” (17-09-2009), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron “Tori Spelling moet twee ton bankschuld terugbetalen” (01-06-2017), Tubantia