banketteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·ket·teer

Werkwoord

vervoeging van
banketteren

banketteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banketteren
    • Ik banketteer. 
  2. gebiedende wijs van banketteren
    • Banketteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banketteren
    • Banketteer je?