bankemployee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·em·ploy·ee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankemployee bankemployees
verkleinwoord bankemployeetje bankemployeetjes

Zelfstandig naamwoord

de bankemployeev

  1. iemand die werkt bij een bank
     In Davos snijdt het mes voor Máxima aan twee kanten. Zij kan er lobbyen voor haar VN-werk én het Nederlandse koningshuis profileren. Dat gaat haar allebei goed af. Hoewel ze koningin is door huwelijk en niet door geboorte, toont ze zich een 'geboren' koningin. Het Argentijnse burgermeisje en de gewezen bankemployee blijft dankzij haar deskundigheid, intelligentie, ambitie en gretigheid op het wereldtoneel niet onopgemerkt.[1]
     De ontslagen bankemployee zegt dat hij ernstig werd bedreigd om mee te werken aan de fraude en dat de veiligheid van zijn gezin op het spel stond. Deze week begint de strafzaak tegen hem en twee medeverdachten.[2]
Schrijfwijzen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 januari 2023 Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “Koningin Máxima goed op haar plaats in Davos” (Zaterdag 23 januari 2016, 06:58), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 januari 2023 Weblink bron “ING-klanten voor 1,5 mln opgelicht” (Maandag 15 september 2014, 17:21), NOS