bama
Nederlands
Uitspraak
v:
Woordafbreking
- ba·ma
Woordherkomst en -opbouw
- v/m (verkorting) bachelor-master
- m (letterwoord) begeleide alleenstaande minderjarige asielzoeker
- v Hebreeuws בָּמָה (bama) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bama | bama's |
verkleinwoord |
- stelsel of opleiding van hoger onderwijs waarbij in vakgebieden de graad van bachelor en master kan worden behaald
Verwante begrippen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bama | bama's |
verkleinwoord | (bamaatje) | (bamaatjes) |
bama m
- kinderen die zich samen met andere volwassenen dan hun ouders melden als vluchteling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bama | bamot |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bama v
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord bama staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bama" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Letterwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 11 %
- Prevalentie Vlaanderen 26 %