balsemt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·semt

Werkwoord

vervoeging van
balsemen

balsemt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balsemen
    • Jij balsemt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balsemen
    • Hij balsemt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van balsemen
    • Balsemt!