ballon
Uiterlijk
- bal·lon
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met gas gevulde zak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1636 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ballon | ballonnen, ballons |
verkleinwoord | ballonnetje | ballonnetjes |
de ballon m
- een feestartikel bestaande uit een dun rubberen zakje dat met gas of lucht kan worden gevuld
- De clown kon met ballonnen de mooiste dingen maken.
- ▸ In de auto lagen flessen met lachgas, en naast de bestuurdersstoel vond de politie een ballon die net was gebruikt.[2]
- opzwellen als een ballon
1. een feestartikel bestaande uit een dun rubberen zakje dat met gas of lucht kan worden gevuld
- Het woord ballon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ballon" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ballon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Jongen van 16 zonder rijbewijs slingert met lachgas over snelweg” (25-01-2020), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be