balansdag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·lans·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van balans en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | balansdag | balansdagen |
verkleinwoord | balansdagje | balansdagjes |
Zelfstandig naamwoord
balansdag m
- een dag dat je minder eet om een dag dat je te veel hebt gegeten te compenseren
- Na de feestdagen was een balansdag onvoldoende, ik heb wel een balansmaand nodig!
Gangbaarheid
- Het woord balansdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.