bal samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenballen

bal (...) samen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenballen
    • Ik bal samen. 
  2. gebiedende wijs van samenballen
    • Bal samen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenballen
    • Bal je samen?