bal samen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bal sa·men
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenballen |
bal (...) samen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenballen
- Ik bal samen.
- gebiedende wijs van samenballen
- Bal samen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenballen
- Bal je samen?