bakten uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·ten uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbakken

bakten (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitbakken
    • Wij bakten uit. 
    • Jullie bakten uit. 
    • Zij bakten uit. 

Gangbaarheid