baksteen

Uit WikiWoordenboek
baksteen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·steen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baksteen bakstenen
verkleinwoord baksteentje baksteentjes

Zelfstandig naamwoord

de baksteenm

  1. (bouwkunde) uit klei of leem gebakken steen
    • Voor de bouw van het huis zijn bakstenen gebruikt. 
     De buitenproportioneel grote klokkentoren van rode baksteen met een witte marmeren omgang en een groen puntdak bracht met zijn asymmetrische plaatsing een belachelijk contrapunt aan in de rationele, paradeerbare ruimte, dat juist vanwege het feit dat het concessieloos gewaagd en overdreven was effectief en elegant uitpakte.[1]
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Met een baksteen in de maag geboren worden
Een huis voor zichzelf willen hebben
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 26
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be