baggrund
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- bag·grund
Woordherkomst en -opbouw
[A] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | baggrund | baggrunden | baggrunde | baggrundene |
genitief | baggrunds | baggrundens | baggrundes | baggrundenes |
Zelfstandig naamwoord
baggrund, g
- achtergrond (gebied achter iets of iemand)
- achtergrond, fond, ondergrond
- achtergrond, basis, context, fundament, grondslag
- achtergrond, kenmerk, wortels (van een persoon)
- «Manden har pakistansk baggrund.»
- De man heeft een Pakistaanse achtergrond.
- «Manden har pakistansk baggrund.»
Antoniemen
- [1-2]: forgrond
- [1-2]: mellemgrund
Afgeleide begrippen
- [3]: baggrundshistorie
[B] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | baggrund | baggrunden | - | - |
genitief | baggrunds | baggrundens | - | - |
Zelfstandig naamwoord
baggrund, g
- een onbeduidende of niet erg goed zichtbare plaats
Antoniemen
- [1]: forgrond