vervoeging van de bedrijvende vorm van bagatelliseren |
onbepaalde wijs |
kort |
lang |
onvoltooid |
tegenwoordig |
bagatelliseren |
te bagatelliseren |
toekomend |
zullen bagatelliseren |
te zullen bagatelliseren |
voltooid |
tegenwoordig |
hebben gebagatelliseerd |
te hebben gebagatelliseerd |
toekomend |
gebagatelliseerd zullen hebben |
gebagatelliseerd te zullen hebben |
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs |
| bagatelliserend | gebagatelliseerd | ev. bagatelliseer | mv. verouderd bagatelliseert | bagatellisere |
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud |
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze |
tegenwoordig (o.t.t.) | bagatelliseer | bagatelliseert | bagatelliseert | bagatelliseert | bagatelliseert | bagatelliseren | bagatelliseren | bagatelliseren |
verleden (o.v.t.) | bagatelliseerde | bagatelliseerde | bagatelliseerde | bagatelliseerde | bagatelliseerde | bagatelliseerden | bagatelliseerden | bagatelliseerden |
toekomend (o.t.t.t.) | zal bagatelliseren | zult/zal bagatelliseren | zult/zal bagatelliseren | zult bagatelliseren | zal bagatelliseren | zullen bagatelliseren | zullen bagatelliseren | zullen bagatelliseren |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bagatelliseren | zou bagatelliseren | zou(dt) bagatelliseren | zoudt bagatelliseren | zou bagatelliseren | zouden bagatelliseren | zouden bagatelliseren | zouden bagatelliseren |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebagatelliseerd | hebt gebagatelliseerd | hebt/heeft gebagatelliseerd | hebt gebagatelliseerd | heeft gebagatelliseerd | hebben gebagatelliseerd | hebben gebagatelliseerd | hebben gebagatelliseerd |
verleden (v.v.t.) | had gebagatelliseerd | had gebagatelliseerd | had gebagatelliseerd | hadt gebagatelliseerd | had gebagatelliseerd | hadden gebagatelliseerd | hadden gebagatelliseerd | hadden gebagatelliseerd |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebagatelliseerd hebben | zal/zult gebagatelliseerd hebben | zult/zal gebagatelliseerd hebben | zult gebagatelliseerd hebben | zal gebagatelliseerd hebben | zullen gebagatelliseerd hebben | zullen gebagatelliseerd hebben | zullen gebagatelliseerd hebben |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebagatelliseerd hebben | zou gebagatelliseerd hebben | zou/zoudt gebagatelliseerd hebben | zoudt gebagatelliseerd hebben | zou gebagatelliseerd hebben | zouden gebagatelliseerd hebben | zouden gebagatelliseerd hebben | zouden gebagatelliseerd hebben |
onpersoonlijke lijdende vorm gebagatelliseerd worden |
| onvoltooid | voltooid |
tegenwoordig | er wordt gebagatelliseerd | er is gebagatelliseerd |
verleden | er werd gebagatelliseerd | er was gebagatelliseerd |
toekomend | er zal gebagatelliseerd worden | er zal gebagatelliseerd zijn |
voorwaardelijk | er zou gebagatelliseerd worden | er zou gebagatelliseerd zijn |
lijdende vorm gebagatelliseerd worden |
onbepaalde wijs |
kort |
lang |
onvoltooid |
tegenwoordig |
gebagatelliseerd worden |
gebagatelliseerd te worden |
toekomend |
gebagatelliseerd zullen worden |
gebagatelliseerd te zullen worden |
voltooid |
tegenwoordig |
gebagatelliseerd zijn |
gebagatelliseerd te zijn |
toekomend |
gebagatelliseerd zullen zijn |
gebagatelliseerd te zullen zijn |
| enkelvoud | meervoud |
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebagatelliseerd | wordt gebagatelliseerd | wordt gebagatelliseerd | wordt gebagatelliseerd | wordt gebagatelliseerd | worden gebagatelliseerd | worden gebagatelliseerd | worden gebagatelliseerd |
verleden (o.v.t.) | werd gebagatelliseerd | werd gebagatelliseerd | werd gebagatelliseerd | werdt gebagatelliseerd | werd gebagatelliseerd | werden gebagatelliseerd | werden gebagatelliseerd | werden gebagatelliseerd |
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebagatelliseerd worden | zult gebagatelliseerd worden | zult gebagatelliseerd worden | zult gebagatelliseerd worden | zal gebagatelliseerd worden | zullen gebagatelliseerd worden | zullen gebagatelliseerd worden | zullen gebagatelliseerd worden |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebagatelliseerd worden | zou gebagatelliseerd worden | zou/zoudt gebagatelliseerd worden | zoudt gebagatelliseerd worden | zou gebagatelliseerd worden | zouden gebagatelliseerd worden | zouden gebagatelliseerd worden | zouden gebagatelliseerd worden |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebagatelliseerd | bent gebagatelliseerd | bent/is gebagatelliseerd | zijt gebagatelliseerd | is gebagatelliseerd | zijn gebagatelliseerd | zijn gebagatelliseerd | zijn gebagatelliseerd |
verleden (v.v.t.) | was gebagatelliseerd | was gebagatelliseerd | was gebagatelliseerd | waart gebagatelliseerd | was gebagatelliseerd | waren gebagatelliseerd | waren gebagatelliseerd | waren gebagatelliseerd |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebagatelliseerd zijn | zult gebagatelliseerd zijn | zult gebagatelliseerd zijn | zult gebagatelliseerd zijn | zal gebagatelliseerd zijn | zullen gebagatelliseerd zijn | zullen gebagatelliseerd zijn | zullen gebagatelliseerd zijn |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebagatelliseerd zijn | zou gebagatelliseerd zijn | zou/zoudt gebagatelliseerd zijn | zoudt gebagatelliseerd zijn | zou gebagatelliseerd zijn | zouden gebagatelliseerd zijn | zouden gebagatelliseerd zijn | zouden gebagatelliseerd zijn |