bagatelliseerde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·ga·tel·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bagatelliseren |
bagatelliseerde
- enkelvoud verleden tijd van bagatelliseren
- Ik bagatelliseerde.
- Jij bagatelliseerde.
- Hij, zij, het bagatelliseerde.
- Ik bagatelliseerde.