badwater
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bad·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bad en water [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badwater | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (verouderd) water waarin men zich kan wassen
- water dat gebruikt wordt om een bad te vullen
- Eerst liet de vrouw het bad vollopen en daarna ging ze zelf in het heerlijk warme badwater liggen.
- In bad was je je, maar niet alleen om er gunstig geurend uit te komen. We vonden drie baden waarin een oude schuld of zonde met het badwater weggespoeld kan worden. [3]
- ▸ Per ongeluk had ik het bad laten overlopen toen ik even weg was gedommeld op het kingsize motelbed. Het badwater bedekte het tapijt en stroomde onder de deur door de kamer uit.[4]
Synoniemen
- [1] waswater
Uitdrukkingen en gezegden
Gangbaarheid
- Het woord badwater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "badwater" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ badwater op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Thomas de Veen 7 augustus 2016
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be