badiner
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Frans
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·di·ner
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
badiner |
badinais |
badiné |
eerste groep | volledig |
Werkwoord
badiner
- ergatief badineren, schertsen
- overgankelijk bespotten, spotten met
- ergatief (paardrijden) spelen met zijn bit (van paarden)
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron badiner in: Trésor de la langue française informatisé (TLFi), Dictionnaire de l’Académie française, huitième édition, 1932-1935 (1971-1994) op cnrtl.fr