badiner

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·di·ner
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
badiner
badinais
badiné
eerste groep volledig

Werkwoord

badiner

  1. ergatief badineren, schertsen
  2. overgankelijk bespotten, spotten met
  3. ergatief (paardrijden) spelen met zijn bit (van paarden)

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron badiner in: Trésor de la langue française informatisé (TLFi), Dictionnaire de l’Académie française, huitième édition, 1932-1935 (1971-1994) op cnrtl.fr