badcel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

toegang tot badcel
Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badcel badcellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de badcelv / m

  1. kleine badkamer met een douche
    • Onder aan de dijk ligt het voormalige ’arbeidersparadijs’ Tuindorp Nieuwendam. Ooit gezien als een van de mooiste tuindorpen van Europa. De wijk was niet alleen opgezet met veel groen en allerlei voorzieningen, maar de huizen hadden zelfs een badcel. [2] 
    • Een vrouw trekt zich met tegenzin terug. `Mijn hele kamer vloog overhoop. Ik heb in paniek mijn honden bij de buren in de badcel gestopt en riep: ren voor je leven. Dat hebben we gedaan, maar we zijn elkaar uit het oog verloren. Ik wil terug naar mijn huis en mijn honden.' [3] 
    • De campings waar we staan, de hotels, douches en toiletten van zelfs die establishments die koketteren met het welbekende invalide teken - de belofte rolstoeltoegankelijk te zijn – worden niet bewaarheid. Goedmakertjes zoals excuses, of 'leedkorting'; vergeet het maar. Van Duitsland tot Bulgarije is er geen lijn op te trekken. Over onze – soms hilarische, soms gevaarlijke- avonturen met douchehokken, badcellen en de periodieke vrouwenongemakken kunnen we een boek schrijven.'Who cares' [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf JOOP DUIJS 15 aug. 2015 Rondje Sail
  3. Tubantia Marthy Rothe 12-05-10, Een bloedende agent smeekt: ga weg, ik wil ook niet blijven
  4. De Telegraaf 23 jan. 2015 Aanpassen
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be