baankans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baan·kans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baankans baankansen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de baankansv / m

  1. de waarschijnlijkheid om betaald werk te vinden
    • Baankans: Thales gaat verder dan enkel financiële ondersteuning. Zo krijgen studenten onder andere de kans om mee te denken en mee te werken aan projecten binnen het bedrijf. En na het afstuderen kijkt Thales of er mogelijkheden zijn om de IT’ers een passende baan aan te bieden. [1] 
    • De informatie van opleidingen in het hoger onderwijs over de baankans na het volgen van het onderwijs is vaak onjuist en veel te positief. Dat blijkt uit een steekproef van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) naar 45 grote opleidingen, waarover Metro bericht. In de helft van de gevallen was de informatie niet in orde. [2] 
    • Het aandeel van meisjes groeit wel iets, maar veel te langzaam. En dat is een belangrijke oorzaak voor het schreeuwende tekort aan technici, waarschuwt onder andere oud-Shell topman Jeroen van der Veer. Cocky Booij, directeur van expertisecentrum VHTO, ziet het met lede ogen aan. Júist ook omdat de baankans bij een technische studie vaak heel groot is. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen