baaldag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baal·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baaldag baaldagen
verkleinwoord baaldagje baaldagjes

Zelfstandig naamwoord

de baaldagm

  1. een dag waarin iemand zich minder lekker voelt, slecht in zijn vel zit, een dag waarop men baalt van wat er speelt, zoals stress op het werk of de persoonlijke situatie waarin men verkeert.
    • Gisteren had ik een baaldag, ik kon helaas geen vrij nemen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen