búa

Uit WikiWoordenboek

IJslands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse búa.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
búa bjó bjuggum búið
volledig

Werkwoord

búa

  1. wonen
  2. voorbereiden


Oudnoords

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oergermaanse *būanan.

Werkwoord

búa

  1. wonen
  2. voorbereiden


Vietnamees

Uitspraak
  • IPA: (Hanoi) /ɓuɜ35/

Zelfstandig naamwoord

búa

  1. hamer: voorwerp bestaande uit een steel en een vierkant blok metaal gebruikt om te kloppen
    Trên đe dưới búa. – Tussen hamer en aambeeld. (letterlijk: Op het aambeeld, onder de hamer.)
    nện búa – slaan met een hamer
    đầu đau như búa bổ – barstende hoofdpijn hebben (letterlijk: hoofdpijn alsof er een hamer op slaat)

Werkwoord

búa

  1. (familiair) liegen
    búa mà anh cũng tin. – Hij liegt en je gelooft hem dan nog.

Meer informatie

Verwijzingen