bíó

Niet te verwarren met: bio

IJslands

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: piːouː /

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Deense zelfstandige naamwoord bio, dat de afkorting van het Deense zelfstandige naamwoord biograf is

Naar frequentie	4054

n-sterk	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	bíó	bíóið	bíó	bíóin
genitief	bíós	bíósins	bíóa	bíóanna
datief	bíó bíói	bíóinu	bíóum	bíóunum
accusatief	bíó	bíóið	bíó	bíóin

Zelfstandig naamwoord

bíó, o

1. (bouwkunde), (filmkunst) bioscoop, cinema (in België), filmhuis, filmtheater

Synoniemen

• bíóhús
• kvikmyndahús

Afgeleide begrippen

• bíóhús
• bíómiði
• bíómynd
• bíósalur
• heimabíó

Verwante begrippen

• bíómynd

Zelfstandig naamwoord

bíó

1. datief onbepaald onzijdig enkelvoud van bíó

Schrijfwijzen

• bíói

bíó

1. accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van bíó

bíó

1. nominatief onbepaald enkelvoud van bíó

bíó

1. accusatief onbepaald enkelvoud van bíó