bænk
Uiterlijk
- bænk
- Afkomstig van het Oudnoorse woord bekkr
Naar frequentie | 15608 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bænk | bænken | bænke | bænkene |
genitief | bænks | bænkens | bænkes | bænkenes |
bænk, g
- bank, bankje, zitbank
- (sport) een zitbank voor de trainer
- (sport) reservebank
- (sport) strafbank
- werkbank, werktafel
- (tuinieren) broeibak, stookbak
- (afkorting), (verkorting) van het Deense woord slagbænk
- [1]: møbel
- [1]: siddemøbel
- [5]: arbejdsbord
|
|
- [1]: sidde på en bænk i en park
op een bankje in een park zitten
- bænk in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk