bájí

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /baːjiː/
Woordafbreking
  • bá·jí

Zelfstandig naamwoord

bájí

  1. instrumentalis enkelvoud van báje
  2. genitief meervoud van báje

Werkwoord

bájí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord bájit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord bájit