aviveren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- avi·ve·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aviveren |
aviveerde |
geaviveerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aviveren [1]
- overgankelijk helderder maken, meer laten glanzen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord aviveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.