avances

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avan·ces
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de avancesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord avance

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
avanzar

avances

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar